SV | En ik woog hun toe het zilver, en het goud, en de vaten, zijnde de offering van het huis onzes Gods die de koning en zijn raadsheren, en zijn vorsten, en gans Israel, die er gevonden werden, geofferd hadden; |
WLC | [וָאֶשְׁקֹולָה כ] (וָאֶשְׁקֳלָ֣ה ק) לָהֶ֔ם אֶת־הַכֶּ֥סֶף וְאֶת־הַזָּהָ֖ב וְאֶת־הַכֵּלִ֑ים תְּרוּמַ֣ת בֵּית־אֱלֹהֵ֗ינוּ הַהֵרִ֙ימוּ֙ הַמֶּ֙לֶךְ֙ וְיֹעֲצָ֣יו וְשָׂרָ֔יו וְכָל־יִשְׂרָאֵ֖ל הַנִּמְצָאִֽים׃ |
Trans. | wā’ešəqwōlâ wā’ešəqŏlâ lâem ’eṯ-hakesef wə’eṯ-hazzâāḇ wə’eṯ-hakēlîm tərûmaṯ bêṯ-’ĕlōhênû hahērîmû hammeleḵə wəyō‘ăṣāyw wəśārāyw wəḵāl-yiśərā’ēl hanniməṣā’îm: |
En ik woog hun toe het zilver, en het goud, en de vaten, zijnde de offering van het huis onzes Gods die de koning en zijn raadsheren, en zijn vorsten, en gans Israel, die er gevonden werden, geofferd hadden;
Zie hier voor een verklaring van de gebruikte coderingen.
Zie hier over het gebruik van de interlineair.
|
En ik woog hun toe het zilver, en het goud, en de vaten, zijnde de offering van het huis onzes Gods die de koning en zijn raadsheren, en zijn vorsten, en gans Israël, die er gevonden werden, geofferd hadden;
Zie de huisregels welk commentaar wordt opgenomen!